Inhoudsopgave:
Wat is de CO2 prestatieladder?
De CO2 prestatieladder is een beoordelingsmaatstaf voor bedrijven. De ladder bestaat uit vijf verschillende niveaus (1 t/m 5), die allemaal andere eisen bevatten. Opklimmen op de ladder kan u zowel een kostenbesparing opleveren als een fictief gunningsvoordeel bij aanbestedingen.
De CO2 prestatieladder is bedacht met het doel om bedrijven te stimuleren de CO2-uitstoot te reduceren. Dit gaat niet alleen om de uitstoot van het bedrijf zelf, maar de uitstoot over de gehele keten. Bedrijven worden dus ook gestimuleerd om klanten en leveranciers minder te laten uitstoten.
De normeringen in de CO2 ladder zijn bewust opengelaten. Zo is er voor bedrijven veel ruimte voor creativiteit en eigen inbreng bij het reduceren van de CO2-uitstoot. Bij het opklimmen op de ladder moet er sprake zijn van continue verbetering. Hierbij wordt jaar na jaar de CO2-uitstoot teruggebracht.
De vijf niveaus van de CO2 prestatieladder
Niveau 1 tot en met 3 van de CO2 prestatieladder ziet op de uitstoot van de eigen organisatie. Afhankelijk van het niveau kan het bijvoorbeeld voldoende zijn om de eigen energiestromen in kaart te brengen of op de hoogte te zijn van initiatieven in de sector.
Voor ambitieuze organisaties zijn niveau 4 en 5 relevanter. Deze niveaus kennen relatief strenge eisen met het nemen van initiatieven in de eigen sector en het investeren van budget in deze initiatieven. Op niveau 4 en 5 moet een organisatie verder kijken dan het eigen bedrijf.
De meeste organisaties stappen in op niveau 3 van de ladder en groeien na verloop van tijd door naar niveau 4 en 5. Het niveau van uw keuze hangt af van de ambitie van uw organisatie, het beschikbare budget en de voordelen die het oplevert.
Wat zijn de verschillende emissie-scopes van de CO2 prestatieladder?
De emissies van de CO2 prestatieladder zijn onderverdeeld in 3 verschillende scopes (1, 2 en 3).
Scope 1 emissies is de CO2-uitstoot die door machines en apparatuur van de organisatie zelf wordt uitgestoten. Dit zijn bij een bedrijf in de maakindustrie bijvoorbeeld de eigen machines in de fabriek, of de auto’s van het personeel. Deze emissies worden ook wel directe emissies genoemd.
Scope 2 emissies zijn indirecte emissies. Dit is de CO2 die niet door de organisatie zelf wordt uitgestoten, maar bij de bronnen waar de organisatie gebruik van maakt. Een voorbeeld hiervan is stroom. Bij opwekking van de stroom in de energiecentrale komt CO2 vrij.
Scope 3 emissies zijn emissies die zich verder in de keten voordoen. De bedrijfsactiviteiten van de organisatie zijn wel de veroorzaker van deze emissies. Scope 3 emissies kunnen zich zowel hoger (upstream) in de keten als lager (downstream) in de keten bevinden.
Ter voorbeeld: bij een autofabrikant is de CO2 die de productie van materialen voor de auto’s uitstoot een upstream scope 3 emissie. Deze uitstoot wordt niet door de fabrikant zelf, maar door leveranciers veroorzaakt.
Ook de uitstoot van de auto’s zelf is een scope 3 emissie, maar dan een downstream emissie. Deze uitstoot wordt niet door de fabrikant zelf, maar door klanten van de fabrikant veroorzaakt.
Scope 3 emissies en de niveaus op de CO2 prestatieladder
Niet op alle niveaus van de ladder zijn scope 3 emissies relevant. Pas als u niveau 4 van de ladder wil bereiken, dient u naar de rest van de keten te kijken. Bij niveau één tot en met drie is alleen de uitstoot van het eigen bedrijf relevant.
De vier invalshoeken van de CO2 prestatieladder
De CO2 prestatieladder bekijkt de CO2 prestaties van een bedrijf op elk niveau vanuit vier verschillende invalshoeken. Elk van deze invalshoeken brengt weer andere eisen met zich mee. De eisen worden strenger naarmate het niveau op de ladder hoger wordt. Om een niveau op de ladder te halen, moeten de minimale eisen per invalshoek worden behaald.
Bij invalshoek A, inzicht, worden eisen gesteld met betrekking tot het in kaart brengen van het CO2-verbruik van een organisatie. Het gaat hier om het berekenen van de CO2-footprint en het inzichtelijk maken van de energiestromen. Op hogere niveaus dienen ook de emissies in de keten (scope 3) in kaart te worden gebracht.
Bij invalshoek B, reductie, gaat het om het terugdringen van CO2- en energieverbruik. Bij deze invalshoek worden maatregelen opgesteld. Ook hier worden de eisen weer steeds strenger naarmate het niveau oploopt. Op niveau 1 is het aantoonbaar doen van onderzoek genoeg. Op niveau 5 moet een concreet en meetbaar plan worden gemaakt om uitstoot in de hele keten te verminderen.
Invalshoek C, transparantie, gaat over de communicatie over het CO2-beleid van de organisatie. Op niveau 1 en 2 is het voldoende om intern te communiceren over het beleid. Op niveau 3 en hoger dient de organisatie ook extern over de doelstellingen en het plan van aanpak te communiceren.
Invalshoek D, participatie, ziet op het actief deelnemen aan initiatieven en programma’s in de sector. Op niveau 1 hoeft uw organisatie alleen maar aantoonbaar op de hoogte te zijn van de programma’s in de sector en dit te bespreken tijdens een managementoverleg. Op niveau 5 dient u zelf een initiatief of programma voor de sector op te zetten en hier budget voor vrij te maken.
Een voorbeeld van een CO2-reductieprogramma is het programma Lean & Green in de transportsector.
Voor elke eis van de verschillende invalshoeken en niveaus is ook een doelstelling geformuleerd. Zo kunt u zien of uw organisatie, na het voldoen aan de eisen, ook de doelstelling heeft behaald. Dit is een indicatie voor het succes van de implementatie van de maatregelen.
Hoe komt uw bedrijf op de CO2 prestatieladder?
Uw bedrijf komt op de CO2 prestatieladder door de procedure van de SKAO te volgen. Deze procedure heeft een aantal algemene eisen en een aantal eisen per niveau. De algemene eisen worden hieronder toegelicht.
Algemene eisen van de CO2 prestatieladder
Er zijn een aantal algemene eisen van de CO2 prestatieladder, onafhankelijk van een niveau of invalshoek. Dit zijn procedurele eisen en inhoudelijke eisen.
Procedurele eisen
De procedurele eisen houden in dat er ten eerste online gecommuniceerd moet worden over de CO2 prestatieladder. De organisatie doet dat op de eigen website en op die van de SKAO. Ook dient het de jaarlijkse contributie aan de SKAO over te maken.
Inhoudelijke eisen: de PDCA-cyclus
Er zijn twee algemene eisen die inhoudelijk van aard zijn. Ten eerste dient de organisatie te streven naar continue verbetering van de CO2 prestatie. Dit doet het aan de hand van de plan-do-check-act-cyclus. Een organisatie is dus niet ‘klaar’ als het het certificaat eenmaal heeft binnengehaald.
Met de PDCA-cyclus controleert de organisatie periodiek of de maatregelen nog voldoen aan de eisen. Als dat niet zo is wordt er bijgestuurd of eventueel extra maatregelen genomen.
Inhoudelijke eisen: projecten
De tweede inhoudelijke algemene vereiste houdt in dat het organisatiebrede beleid wordt vertaald naar projecten. De verschillende eisen waaraan moet worden voldaan dienen dus ook per project te worden nagegaan. Ook na het behalen van het certificaat dient dus voor elk nieuw project het beleid passend te worden vertaald.
Voor elk project dient dus een plan te worden gemaakt. Hierin wordt weergegeven hoe de organisatiedoelen ook per project worden behaald. De organisatie moet kunnen bewijzen dat de stappen die in de hele organisatie worden genomen, ook per project worden toegepast.
De procedure van de CO2 prestatieladder
Als een bedrijf op de CO2 prestatieladder terecht wil komen, dient het verschillende stappen te doorlopen. Omdat de meeste bedrijven op niveau drie instromen, wordt daar in dit voorbeeld dan ook vanuit gegaan. In aanmerking komen voor de CO2 prestatieladder begint met een goede voorbereiding.
1. Voorbereiding
In de voorbereiding wordt een projectteam samengesteld met eigen medewerkers en eventueel een externe adviseur. Ook moet er een Certificerende Instelling (CI) worden gekozen, die het certificaat uiteindelijk kan toekennen. Alle personen die een rol spelen in de implementatie van de ladder worden op de hoogte gesteld.
Er wordt een concrete einddatum vastgesteld voor de audit met de CI. Zo ontstaat er een harde deadline en dit zorgt ervoor dat het certificaat op tijd beschikbaar is. Het projectteam gaat aan de slag met de volgende taken:
- Het verzamelen van gegevens omtrent energieverbruik
- Het inventariseren van CO2-reductiemogelijkheden met ideeën uit de eigen en andere organisaties
- Het laten vaststellen van CO2-reductiemaatregelen door het management
- Communiceren met belanghebbenden over CO2-beleid
- Deelnemen aan een initiatief voor CO2-reductie uit de sector
- Schrijven van documenten voor het vereiste portfolio
- Inrichten van een Energiemanagementsysteem
- Uitvoeren van een interne audit
- Projectleiding
- Het begeleiden van de externe audit
Organisatorische grenzen
In de voorbereiding worden ook de organisatorische grenzen afgebakend. Het kan zijn dat een deel van de organisatie of de hele organisatie wordt gecertificeerd. Dit moet van te voren vast komen te staan en gedeeld worden met de Certificerende Instelling. Zo voorkomt u dat tijdens de audit plotseling meer onderdelen van de organisatie moeten worden gecontroleerd dan van tevoren afgesproken.
2. Inzicht
De tweede fase van de certificering is inzicht. In deze fase worden alle energiestromen en het verbruik inzichtelijk gemaakt door middel van rapportage conform ISO 14064-1. ISO 14064-1 is de internationale norm voor rapportage van broeikasgassen.
Omdat dit voorbeeld een organisatie betreft die op niveau 3 wil instromen, zijn scope 1 en 2-emissies relevant én de scope 3-emissies die worden veroorzaakt door zakelijk reizen. Op niveau 4 en 5 zijn alle scope 3-emissies relevant.
In de inzicht-fase worden de belangrijkste energieverbruikers en energiestromen in kaart gebracht aan de hand van facturen, meterstanden en gedeclareerde kilometers. Met deze informatie kan de CO2-footprint worden opgesteld. De focus ligt op de grootste verbruikers, dus op grote machines en niet op de printer in het kantoor. Met dit overzicht worden kansen om CO2 te reduceren geformuleerd.
CO2-footprint
Met de gegevens wordt aan de hand van de CO2-emissiefactoren de CO2-footprint opgesteld. Dit is het totale verbruik van de organisatie, uitgedrukt in tonnen CO2. In het ideale geval wordt de footprint uitgesplitst naar activiteiten en projecten. Zo kan de focus voor de reductiemaatregelen op de grootste projecten worden aangebracht. Ook voor projecten die met gunningvoordeel zijn verkregen dient u de CO2-footprint op te stellen.
De CO2-uitstoot wordt na het berekenen van de totale CO2-footprint gealloceerd per project. Eerst wordt de uitstoot van het hoofdkantoor in kaart gebracht. Dit wordt afgetrokken van de uitstoot van projecten. Per project wordt vervolgens aan de hand van een verdeelsleutel de CO2-footprint in kaart gebracht.
Reductiemogelijkheden in kaart brengen
De laatste stap van fase 2, inzicht, is het in kaart brengen van reductiemogelijkheden. Ook hier ligt de nadruk weer op de grootste energieverbruikers binnen de organisatie. Zo kunt u een goed reductiebeleid formuleren dat veel resultaat oplevert. De beste bespaarmogelijkheden verschillen per organisatie. Gebruik de kennis binnen uw eigen organisatie, maar ook binnen de branche om bespaarmogelijkheden te definiëren.
3. Reductie
Na het in kaart brengen van de reductiemaatregelen worden deze inzichten vertaald naar concrete maatregelen. Ook worden in deze fase concrete doelstellingen voor het reduceren van scope 1 en 2 emissies geformuleerd. Deze worden gekoppeld aan het referentiejaar waarin u de CO2-footprint hebt gemaakt.
U kunt organisatiebrede maatregelen opstellen en maatregelen per project. Als al uw projecten vergelijkbaar zijn, kunt u per project dezelfde maatregelen treffen. Voor een transportbedrijf is dit bijvoorbeeld het inzetten van energiezuinige vrachtwagens of een cursus energiezuinig rijden.
Elke maatregel dient zorgvuldig onderbouwd te worden, ook als deze juist níet wordt gebruikt in een project. De effecten moeten kenbaar zijn en in verhouding staat tot de geleverde inspanning. Neem geen maatregelen die een klein effect hebben en heel veel werk mee zich meebrengen. De maatregelen worden samen met de doelstellingen uitgewerkt in een Plan van Aanpak en later in een Energie Management Actieplan.
Ambitieniveau en relatieve uitgangspositie
Als u het Plan van Aanpak opstelt analyseert u eerst uw huidige uitgangspositie. Bent u een koploper in de sector, of loopt u juist achteraan in de ontwikkeling naar duurzaam ondernemen? Dan heeft u een mindere relatieve uitgangspositie.
In de Maatregellijst-tool van de SKAO kunt u aangeven welke maatregelen u al heeft genomen. Deze hebben drie niveaus: A (standaard), B (vooruitstrevend) of C (ambitieus). De maatregelen die u al genomen hebt geven uw relatieve uitgangspositie aan. De maatregelen die u gaat nemen geven uw ambitieniveau aan.
Als u op basis van de al genomen maatregelen achterblijver bent, dienen de maatregelen die u gaat nemen ambitieuzer te zijn. Als u al koploper bent, hoeft u minder vergaande maatregelen te nemen om op de CO2 prestatieladder te komen. De uitgangspositie en het ambitieniveau zijn dus als het ware communicerende vaten.
4. Transparantie
U dient uw inspanningen zowel binnen in de organisatie als naar buiten toe kenbaar te maken. Zo kunnen anderen in uw sector leren van u en creëert u draagvlak onder uw personeel. Om deze communicatie mogelijk te maken moeten de belanghebbenden in kaart worden gebracht. Dit kunnen zowel interne en externe belanghebbenden zijn.
Vereist voor de ladder is dat u minimaal twee keer per jaar intern en twee keer per jaar extern te communiceren over uw voortgang. Dit kan met borden, blogs en e-mails, maar ook met bijeenkomsten. Door goed intern te communiceren raken medewerkers betrokken bij uw plannen en ontstaat er ruimte voor initiatieven.
Bij projecten met gunningvoordeel dient ook met de opdrachtgever gecommuniceerd te worden over de maatregelen. De auditor van de Certificerende Instelling kan controleren hoe goed er gecommuniceerd wordt door werknemers en opdrachtgevers te bevragen over de maatregelen. Vooral medewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering dienen goed te worden geïnformeerd.
5. Participatie
Voor de CO2 prestatieladder dient u naast zelf maatregelen te nemen ook deel te nemen aan sector- of keteninitiatieven. Voor niveau 3 is dit verplicht: u dient actief deel te nemen aan een initiatief waarin wordt gewerkt aan CO2-reductie. Op niveau 4 en 5 dient u deze initiatieven zelf te nemen.
Allereerst gaat u op zoek naar een keteninitiatief. Dit kan door op de site van de SKAO te kijken of op de website van organisaties die op niveau 4 of 5 gecertificeerd zijn. Ook kunt u contact opnemen met de branchevereniging. Voor het initiatief moet gelden:
- Dat het betrekking heeft op de voor uw organisatie relevante emissies;
- Dat het gericht is op het reduceren van CO2 door een beter product, betere dienstverlening of processen;
- Dat het vernieuwend is;
- Dat het u mogelijkheden biedt om emissies terug te dringen in uw projecten.
Actieve deelname houdt in dat u informatie van het initiatief opneemt, maar ook inbrengt en een bijdrage levert in uren van medewerkers of geld beschikbaar stelt. De directie van uw bedrijf beslist aan welk initiatief u deel zult gaan nemen. De deelname registreert u met notulen of verslagen van bijeenkomsten of andere documentatie van de genomen acties.
6. Een managementsysteem inrichten
Het CO2-beleid dient op gestructureerde wijze uitgevoerd te worden, aan de hand van de PDCA-cyclus. U richt een managementsysteem in aan de hand van ISO 9001 of ISO 14001. U kunt uw bestaande systemen gebruiken of een nieuw systeem installeren. Het eerste is het handigst, omdat het dan onderdeel wordt van bestaande procedures.
Bij het inrichten van het managementsysteem verdienen de volgende punten aandacht:
- Het verdelen van verantwoordelijkheden voor taken en documenten;
- De PDCA-cyclus en het gebruik daarvan in CO2-beleid;
- De jaarlijkse interne audit;
- De jaarlijkse directiebeoordeling.
7. De audit
De laatste stap van het certificeren is de externe audit van een auditor. In deze stap wordt het portfolio dat u heeft samengesteld beoordeeld. Een deel van het portfolio moet ook gepubliceerd en actueel gehouden worden op uw website.
Voor de audit dient u eerst een interne audit uit te voeren aan de hand van de checklist uit het handboek van de SKAO. Zo controleert u van te voren of de audit wel zin zal hebben. Vervolgens bestaat de externe audit van de Certificerende Instelling uit twee fasen. In fase 1 beoordeelt de auditor de documenten van de organisatie. In fase 2 volgt een beoordeling op locatie. Als u aan alle vereisten hebt voldaan, ontvangt u uw CO2-bewust certificaat.
Hoe kunt u de CO2 prestatieladder inzetten voor aanbestedingen?
Overheden kopen jaarlijks voor zo’n 85 miljard euro aan diensten in. Steeds belangrijker daarbij is het Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Door voorrang te geven aan aanbieders die hun CO2-uitstoot verlagen probeert de overheid de markt te beïnvloeden.
Dat zit zo: op het moment dat provincies, gemeenten en de staat voorrang verlenen aan aanbieders die op de CO2 prestatieladder staan, worden alle aanbieders aangemoedigd om de CO2-uitstoot te verlagen. Als ze dit niet doen, krijgen ze immers minder opdrachten. Zo prikkelt de overheid bedrijven om CO2-uitstoot terug te dringen.
BPKV en de CO2 prestatieladder
Overheden hanteren vaak het BPKV-criterium (beste prijs-kwaliteitverhouding) bij het inkopen van diensten. De CO2 prestatieladder is één van de criteria die wijst op een goede prijs-kwaliteitverhouding.
Bij het opstellen van een opdracht geeft een aanbestedende dienst, zoals een overheid, aan welk ambitieniveau deze nastreeft. Er zijn 5 niveaus, die samenhangen met de vijf treden van de CO2 prestatieladder. De aanbieder van de dienst stelt bij inschrijving voor de opdracht welk niveau het wil nastreven.
Fictief gunningsvoordeel met de CO2 prestatieladder
Het fictief gunningsvoordeel werkt als volgt: stel dat bedrijf A een opdracht voor 50 miljoen euro kan volbrengen. Bedrijf B stelt dat het de opdracht voor 55 miljoen euro kan volbrengen. De opdrachtgever hanteert de volgende prijzen voor de ambitieniveaus/treden van de ladder:
- Niveau 1: 3% gunningsvoordeel
- Niveau 2: 4% gunningsvoordeel
- Niveau 3: 6% gunningsvoordeel
- Niveau 4: 8% gunningsvoordeel
- Niveau 5: 10% gunningsvoordeel
Bedrijf A heeft geen gebruik gemaakt van de CO2 prestatieladder en krijgt dus geen gunningsvoordeel. Bedrijf B heeft heel veel gedaan en staat op trede 5. Het stelt dat het de opdracht op ambitieniveau 5 kan uitvoeren.
Bedrijf B krijgt dus een gunningsvoordeel van 10% op het bedrag van 55 miljoen. Er gaat dus fictief 5,5 miljoen van de prijs af, waardoor bedrijf B de opdracht fictief voor 49,5 miljoen doet. Als de kwaliteiten van de bedrijven verder hetzelfde zijn, heeft bedrijf B door de CO2 prestatieladder dus een betere BPKV.
Dit betekent niet dat bedrijf B maar 49,5 miljoen euro krijgt voor de opdracht, het krijgt gewoon 55 miljoen euro. Dit omdat de ladder een fictief gunningsvoordeel oplevert. De opdrachtgever behandelt de inschrijving dus alsof deze goedkoper is.
Als de opdrachtnemer met de CO2 prestatieladder de opdracht heeft gekregen
Als de opdrachtnemer de opdracht heeft gekregen, moet deze uiteraard voldoen aan de eisen van de CO2 prestatieladder. Dit moet ook indien het gebruik van de ladder niet het doorslaggevende verschil heeft gemaakt bij het verkrijgen van de opdracht. Zo moet de opdrachtnemer bijvoorbeeld een projectdossier bijhouden.
In dit projectdossier worden energiestromen en de emissie-inventaris bijgehouden. Ook de reductiemaatregelen worden vermeld, net als de interne en externe communicatie over de CO2-maatregelen.
Dialoog met opdrachtgever
Naast het projectdossier kan de opdrachtnemer nog een dialoog met de opdrachtgever aangaan tijdens het uitvoeren van de opdracht. Dit is optioneel en niet verplicht. Met deze dialoog maken opdrachtgever en opdrachtnemer samen inzichtelijk welke maatregelen tijdens de opdracht nog extra kunnen worden genomen.
Verminder uw CO2-uitstoot en stijg op de CO2 prestatieladder met de technologie van Sensorfact
Wilt u hoger op de CO2 prestatieladder komen en uw uitstoot verminderen? Dat kan met de technologie van Sensorfact. Met onze hard- en software besparen onze klanten tot wel 15% op hun energierekening. Met de huidige energieprijzen kan dat oplopen tot meer dan €100.000 per jaar.
De eisen van de CO2 prestatieladder zijn vrij en open geformuleerd. Hierdoor kunt u uw eigen creativiteit kwijt in het nemen van maatregelen. Om hoger te komen op de CO2 prestatieladder dient u de energiestromen van uw bedrijf in kaart te brengen. Dat kan met het energiemanagementsysteem van Sensorfact. Onze technologie kan er dus aan bijdragen dat u hoger op de ladder komt te staan.
Onze hardware is te installeren zonder downtime. De sensoren klemt u eenvoudig om de kabels van uw machines, waarna deze het energieverbruik elke 30 seconden monitoren. Met het online dashboard maken wij uw energieverbruik inzichtelijk en worden bespaarmogelijkheden gepresenteerd.
Met behulp van onze energieadviseurs implementeert u de efficiëntste bespaarmogelijkheden. Zo bespaart u binnen zes maanden op de energierekening van uw bedrijf. Bent u geïnteresseerd in ons product? Vraag dan een gratis demo aan met een expert!